Schatgraven, wat Carlo en ik hier wekelijks doen, kun je op verschillende manieren aanpakken…
Om te beginnen kun je gericht gaan zoeken. Dat is verreweg de meest efficiënte manier, want van sommige artiesten weet je op voorhand dat ze er niet happig op zijn dat mensen hun muziek via streamingplatforms kunnen beluisteren of ontdekken. Wat wij van die keuze vinden, hangt af van de pet die we opzetten. Als muziekliefhebber kunnen we het bijvoorbeeld jammer vinden dat je een bepaald nummer niet online kunt beluisteren en dat je daarmee een playlist waar dat perfect in zou passen, niet compleet kunt maken. Of het boeit je niks, dat kan natuurlijk ook. Als muziekbranchegenoot zouden we zo’n artiest misschien willen attenderen op het grote belang van streaming voor het ontdekken van muziek en op de inkomsten van bepaalde rechthebbende partijen (niet per se de artiesten zelf overigens). Of je respecteert gewoon diens keuze, hoewel dat vermogen niet iedereen gegeven is. En met een derde pet op, die van Hidden Treasures-schrijver, zijn we natuurlijk alleen maar heel blij als we weer een toffe track hebben gevonden om in het zonnetje te zetten.
En dan is er natuurlijk ook nog de optie om op een iets minder gestructureerde manier te werk te gaan. In mijn geval bijvoorbeeld door oude playlisten van gemaakte radioprogramma’s na te lopen, op zoek naar obscure tracks of artiesten waarvan je zou kunnen vermoeden dat die niet op de streamingdiensten te vinden zijn. Als je, zoals ik, 30 jaar radioprogramma’s gemaakt hebt (en al die lijsten met gedraaide nummers bewaard hebt), is dat een nogal rijk archief. Op diezelfde manier zou je natuurlijk al je CD-kasten kunnen nalopen op niet voor de hand liggende nummers of artiesten, in de hoop die niet op de Grote Groene Rakker uit Zweden aan te treffen. Zeker weten dat als ik al die 7.000 schijfjes in mijn handen gehad heb, er weer een mooi lijstje ontstaan is van in de toekomst op deze pagina te openbaren schatten. Bij elke nieuwe vondst maak ik altijd weer een vreugdesprongetje, want eerlijk is eerlijk, het is soms wel zoeken naar een speld in een hooiberg. Kan ook niet anders, want wij zoeken hier naar de liedjes die nog niet op Spotify staan, en daar zijn op het moment van schrijven inmiddels ruim 80 miljoen nummers wel te beluisteren.
Je denkt trouwens misschien dat de eerste, efficiënte zoekmethode, vergeleken met de tweede, zou leiden tot de bekendste songs van de populairste artiesten. Maar dat is lang niet altijd het geval. Nog regelmatig valt ons de spreekwoordelijke bek open als het zoeken op de streamingdiensten naar een grote hit of juiste uitvoering van een anderszins bekend nummer geen resultaat oplevert. Zoals mijn bijdrage van deze week…
Halverwege de jaren ’90 kwam Skunk Anansie op, een Engelse band die tot de Britrock gerekend wordt. Zoals de naam al doet vermoeden, was dit de hardere variant van het Britpop-genre, dat met de opgeklopte ‘strijd’ tussen Blur en Oasis net geïmplodeerd was. Een andere, charmante manier waarop de muziek van Skunk Anansie omschreven werd, was ‘clit rock’. De Amerikaanse onlinemuziekdatabase Allmusic omschrijft dit genre als een combinatie van ‘heavy metal and black feminist rage’. Die laatste component kwam volledig op het conto van Skin, een zangeres/gitariste met een fascinerend, expressief uiterlijk (ik mag dat zeggen, want zij trekt er tenminste nog volle zalen mee) en een geweldige, Sinéad O’Connor-achtige stem, waarmee ze teksten zong die evenmin voor de poes waren. Laat die uiterlijkheden overigens niet de aandacht afleiden van het feit dat de basis voor die instrumentale en tekstuele geluidsmuur gevormd werd door geweldige liedjes. Het repertoire van de band was als het ware de muzikale equivalent van een wilde rozenstruik.
Ik schrijf trouwens ten onrechte in de verleden tijd, want Skunk Anansie ging in 2001 weliswaar uit elkaar, maar treedt sinds de reünie in 2009 weer volop op, zowel in de studio voor plaatopnamen als live voor concerten. Beide van harte aanbevolen, hoewel de band in zijn tweede leven commercieel veel minder succesvol is dan in die eerste paar jaren.
Hun zegetocht begon al direct met hun debuutalbum Paranoid And Sunburnt. Een CD die geproduceerd is door een van de eerste succesvolle vrouwelijke producers, mixers en geluidstechnici: Sylvia Massy. Zij heeft sinds halverwege de jaren ’80 ook gewerkt met onder (veel) meer Aerosmith, The Black Crowes, Prince, Tool, Björk, Red Hot Chili Peppers en System Of A Down. Stevige tante… Het album werd opgenomen in een ‘spookhuis’ buiten Londen, en Skin klinkt inderdaad bij vlagen alsof ze door een geest bevangen is. Wat een power!
Nadat Skunk Anansie met hun eerste promotionele single Little Baby Swastikkka al gelijk de aandacht op zich vestigde, was het met de daaropvolgende commerciële singles Selling Jesus en I Can Dream ook in de Engelse hitlijsten raak. Daarna kwam Charity uit, die na het succes van opvolger Weak een tweede kans kreeg. Bij die gelegenheid werd het in hun thuisland een Top 20-hit. Buiten Groot-Brittannië was Skunk Anansie in die beginjaren vooral populair in Australië en Nederland. Hoewel Charity in ons land behoorlijk vaak op de radio gedraaid werd, bleef het dynamische nummer hier in de Tipparade steken. Op festivals was het echter een enorme knaller, zoals ik in die dagen veelvuldig met eigen ogen gezien (en vooral met eigen oren gehoord) heb.
Niet echt een nummer dus, waarvan ik verwacht had dat het op Spotify zou ontbreken. Maar helaas doen ze daar aan geschiedvervalsing. Op de streamingversie van het album Paranoid And Sunburnt zijn de studioversies van de tracks Charity, Intellectualise My Blackness en It Takes Blood And Guts To Be This Cool But I’m Still A Cliché namelijk vervangen door liveversies. De échte albumversie, die we allemaal kennen, vind je wel hier, onder de originele video: