Voordat ik in juni 1987 zelf begon met radio maken, had ik het virus natuurlijk al opgelopen door veel naar de radio te luisteren. Frits Spits (vanwege zijn scherpe oren en dito teksten) en Jeroen van Inkel (vanwege zijn geweldige techniek) waren mijn grote voorbeelden, maar muzikaal gezien was (en ben) ik een omnivoor. Al was het wel allemaal Radio 3 wat de klok sloeg. De ‘volle’ vrijdag van Veronica was mijn favoriete radiodag, maar ik luisterde ook met veel plezier op zaterdag (NCRV’s Los Vast met de Dik Voormekaar Show), zondag (de KRO Miniparade), maandag (AVRO’s TopPop), dinsdag (VARA’s Verrukkelijke 15) en de TROS-donderdag.
Bij de TROS waren de avonduren favoriet. Die werden afgesloten met de (LP en) CD Show van Wim van Putten, die zo vriendelijk was de nummers niet alleen ‘tik- en spettervrij vanaf CD’ te draaien, maar ook nog eens zonder er doorheen te praten. Ook schreef ik altijd mee met het release-overzicht, ‘verzorgd door Jan van Ditmarsch’. Ik kende die hele man niet, maar kwam hem een kleine 15 jaar later tegen in de muziekindustrie en heb hem sindsdien veelvuldig geïnterviewd. Voorafgaand aan de CD Show was er uiteraard de Soul Show van Ferry Maat. Die had altijd de nieuwste import uit de Verenigde Staten bij zich. Muzikaal niet altijd mijn ding, maar wel nieuw, en dat alleen al vond ik geweldig. Datzelfde gold eigenlijk voor de Bond van Doorstarters. Zelfs als ik daar muzikaal niets aan vond, kon ik genieten van het ambachtelijke knip- en plakwerk.
Van gladde R&B (R. Kelly, Keith Sweat en Levert schieten me te binnen) moest ik niets hebben, maar Ferry raakte ook regelmatig de juiste snaar bij me. Zo uit het blote hoofd roep ik even Talk To Me van Chico Debarge, Looking For A New Love van Jody Watley, Going To The Bank van The Commodores, Oh Sheila van Ready For The World en natuurlijk alles van Janet Jackson. De Hidden Treasure van vandaag mag in dat rijtje zeker niet ontbreken: Prisoner Of Love van Millie Scott.
Zoals zoveel ‘Soul Show-artiesten’ was zij van oorsprong een gospelzangeres, voordat ze naar jazz en soul overstapte. Beginjaren ‘70 toerde ze met haar band Quiet Elegance met de Temptations. Die haalden haar over naar Detroit te verhuizen, waar ze nu nog steeds woont. Halverwege de jaren ‘80 kreeg ze een platencontract aangeboden als soloartiest. Dat resulteerde in twee albums en een aantal singles die het in de Amerikaanse R&B-charts goed deden. Maar slechts eentje cross-overde naar de poplijst en scoorde ook in Europa: Prisoner Of Love. Een heerlijk gladde productie uit het boekje (en uit een doosje). Van de drums en de vette baslijn tot de percussie en de handclaps, het was allemaal synthesizerwerk. Zelfs de blazers (op de korte saxsolo na) waren gesampeld, zoals dat in die jaren eigenlijk altijd gebeurde. Welbeschouwd schurkt dit nummer meer aan tegen de sophisticated pop (denk bijvoorbeeld ook aan Curiosity Killed The Cat en Swing Out Sister) dan tegen authentieke soul of R&B, maar al met al was het eindresultaat heerlijk swingend. Mede dankzij de soulvolle stem van Millie Scott, waar de gospel nog steeds in doorklonk.
Voor mij is dit een van die ultieme Soul Show-nummers, en bij gebrek aan aanwezigheid op de streamingdiensten ook een Hidden Treasure die er wezen mag. Bij deze!