Ik heb bijna 30 jaar (van juni 1987 tot en met december 2016) radioprogramma’s gemaakt. Een fantastische tijd, zowel qua lengte als plezier. Ik heb er altijd veel lol in gehad om mijn muzikale missie op mijn luisteraars te botvieren, namelijk zoveel mogelijk nieuwe artiesten en muziek onder de aandacht brengen. En dat dan graag op een leuke, vlotte en behapbare manier, zodat er ook nog iemand naar zou luisteren. We hadden bij de lokale omroepen waar ik draaide helaas niet de middelen om dat bereik op een degelijke manier te meten, dus of ik in dat laatste deel van mijn missie ooit geslaagd ben? Zalig zijn de onwetenden. Het hield me in elk geval lekker van de straat en het heeft me een flink aantal waardevolle vriendschappen opgeleverd, die ik nog steeds koester.
Ik heb het altijd heerlijk gevonden om in een wekelijks radioprogramma van twee uur al mijn creativiteit en energie van de voorgaande week te stoppen. Niet alleen tijdens de uitzending, maar ook daarbuiten. Want geld om eigen vormgeving (jingles, muziekjes en zo) te laten maken, was er natuurlijk niet. Vooral niet in het begin, toen ik naast mijn fulltime radiohobby ook parttime student was (althans, zo pakte het in de praktijk uit). En dus restte niets anders dan zelf schaar en plakband te hanteren. Ja, lach maar. Anno 2022 is daar natuurlijk weinig bij voor te stellen, maar destijds bestonden kekke computerprogramma’s als Audition en ProTools nog helemaal niet. Sterker nog: computers? Nooit van gehoord destijds. Oké, ik overdrijf, want de redactie had wel de beschikking over tekstverwerkers. Maar zwaardere computers met genoeg rekenkracht en opslagcapaciteit om geluid te kunnen bewerken, waren (daar) nog niet voorhanden. Voor de eerste jingles die ik produceerde, moest ik dus driftig gebruikmaken van fragmentjes van vinyl en CD, afgespeeld en opgenomen met cassettedecks en taperecorders. De mogelijkheden om iets fatsoenlijks te maken, waren zo beperkt (en de hobbels op weg naar het eindresultaat zo hoog), dat het de uitdaging en het plezier alleen maar vergrootte. Wat er ook gebeurde: ik wilde zo goed mogelijk klinkende jingles en die wilde ik zelf maken. Stiekem vond ik het samenballen van al mijn creativiteit in een jingle van 3 seconden misschien nog wel leuker dan die creativiteit verdelen over een uitzending van twee uur. Hoewel… het aller-allerleukst was natuurlijk om die jingles en muziekjes zó in een radio-uitzending te verwerken, dat het precies dat leuke, vlotte en behapbare programma werd wat ik voor ogen had.
Aan het maken van jingles ging trouwens nog een heel traject vooraf. Want uiteraard was er óók geen geld om kant en klare fragmentjes aan te schaffen, waarmee ik iets leuks in elkaar kon flansen. Ik héb dus wat afgejat in die beginjaren. Het kwam niet zelden voor, dat ik in een platenzaak een nieuwe CD ging beluisteren, en dat ik dan vooral naar het begin en het eind van elk nummer luisterde, om te horen of daar een gaaf effect of een potentieel tunetje zat. Als dat zo was, noteerde ik thuis op een briefje precies in welk liedje, en op welk punt dan precies, iets bruikbaars zat. Ik heb nog steeds hele lijsten met effectjes, en in talloze van mijn CD’s zit nog steeds dat briefje. Soms met één fragmentje erop, maar sommige albums heb ik echt helemaal leeggeplunderd. Een CD uit die laatste categorie is High Density van Big Light uit 1993. Ik herinner me nog dat mijn vriend Han Tielkes, medelid van de muziekcommissie bij het toenmalige Unique FM, me op het spoor van dit album zette.
En dat brengt me bij de Hidden Treasure(s) van vandaag…
Big Light was een band uit Berlijn, waarvan de naam was geïnspireerd door Elvis Costello’s nummer The Big Light. Op hun eerste, naar henzelf genoemde mini-LP was hun muziek gitaargericht, naar voorbeelden als The Clash en David Bowie. Op dat album zong gitarist Sven Haeusler nog, maar vanaf hun eerste volwaardige CD High Density verruilde Karl Hackenberger zijn drums voor de microfoon. Ook in andere opzichten was dit de langspeler waarop het drietal zijn definitieve sound vond. Ze hadden de mogelijkheden ontdekt van dingen als samples en keyboards, en ook de productie was van een veel hoger niveau. De gitaren bleven, maar werden onderdeel van een cocktail van soul, jazz, pop en hiphop. Je hoort er o.a. Bootsy Collins, Stereo MC’s, Curtis Mayfield, Coldcut, Neneh Cherry, Arrested Development en zelfs een beetje Urban Dance Squad in terug.
In 1994 scoorde Big Light hun grootste succes met de single Trouble Is van hun album Pop2000, maar een echte hit werd het niet. Het nummer reikte tot #70 in hun vaderland, maar deed het beter in Frankrijk, Griekenland en Denemarken. Ondanks optredens als voorprogramma tijdens de Europese toer van Wet Wet Wet in 1995 kwam het echter nooit tot een echte doorbraak. Na nog een derde geflopte album ging de band eind 1996 uit elkaar. Roemloos, mag ik wel zeggen, want op twee remixen na staat er helemaal niets van ze op Spotify.
Toch was dat eerste echte album, High Density, écht een goede CD. Tijdens het schrijven van dit stukje heb ik het op repeat gehad; waarschijnlijk voor het eerst sinds 1993 dat ik hem weer in zijn geheel hoorde. Grappig genoeg trokken mijn oren tijdens het luisteren direct weer naar de fragmentjes die ik 29 jaar geleden(!) ook al geïdentificeerd had. Ik kreeg gelijk zin om weer eens old-school jingles te gaan bakken. Maar bovenal heb ik weer genoten van de singles die ik destijds heel veel op de radio gedraaid heb. Twee hele verschillende nummers, waar ik niet goed tussen kan kiezen, dus ik schotel je ze allebei voor als mijn Hidden Treasures van deze week…
Let’s Start Playing was de eerste single van het album. Een laid-back nummer met een relaxte beat en mooie strijkers. Het breekt nergens echt helemaal open, en die ingehouden spanning is ook precies de charme van de track…
Give It A Break was single #2. Een meer uptempo tune met een funky inslag. Genieten, met die fijne drumfills, lekkere blazersbreaks en stuwende baspartij…